Tussen 1994 en 2000 vocht dokter X dag in dag uit tegen zijn alcoholverslaving. Hoe is het zover kunnen komen? Op welke manier slaagde hij erin uit het dal te klauteren? Een moedige getuigenis.
...
"Toen ik 18 werd, haalde ik mijn rijbewijs en had ik een auto. Ik ging niet veel uit. Bood men me echter iets aan, dan dronk ik wel graag. Daarna, tijdens mijn studies, is het snel meer geworden. In mijn tweede kot kende ik niemand. Wellicht begon ik daardoor meer te drinken. Om het wat 'leuker' te hebben. In mijn eerste doctoraat dronk ik elke avond twee pintjes. Daar sliep ik goed van. Na twee jaar werd dat een keertje een Duvel. Ondertussen leerde ik mijn vrouw kennen. In haar stamcafé werd behoorlijk wat gedronken en ik deed mee. In het derde doctoraat werd het al elke avond een flesje wijn. Ik ging ook minder naar de les hoewel ik uiteindelijk mijn diploma wel haalde. Diep van binnen wist ik dat ik niet echt goed bezig was. Je ontkent het voor jezelf maar ik was al verslaafd. Elke avond drinken klopt niet. Fysieke problemen ook... En op den duur is alcohol geen genotsmiddel meer. Je drinkt niet voor de smaak maar voor het effect." "Ik begon een huisartsenpraktijk. Meer dan 30 jaar geleden was het sociaal zeer aanvaard om als dokter iets te drinken. Komt bij dat ik het in groep altijd wat moeilijk had. Ik ben een controlefreak. En het voelde aan alsof men je in een groep kon aanvallen of iets over je zeggen zonder dat je kon antwoorden. En dus dronk ik wat alvorens naar een vergadering te gaan. Een tijdlang dronk ik elke avond vier Duvels, in het weekend vijf à zes. Plus eventueel wat wijn. Het was toen nog wel vrij leuk; het zorgde niet voor problemen. Maar na zeven jaar praktijkvoering en zonder dat ik het doorhad, voelde ik me nerveus en moe. Nadenken ging niet meer. Dronk ik overdag iets, dan beterde dat. Maar het was ook rap weer uitgewerkt. Dat zorgde voor een stroomversnelling. Ik stond 's nachts op om te drinken en dronk ook 's morgens voor ik begon te werken. Tussen twee patiënten door kocht ik in drank in de winkel vlakbij. Toen bleek ook wel dat ik een ernstig slaapapneusyndroom had. Daardoor was ik overdag vermoeid. Door te drinken probeerde ik het op te lossen maar het gevolg was dat het nog verslechterde. Met een monitor voelde ik me veel beter in mijn hoofd maar ondertussen was het kwaad geschied. Ik was verslaafd. Toch was dit al bij al een redelijk comfortabele periode. Gedurende drie à vier weken slaagde ik erin totaal niets te drinken. Kwam de drang echter op dan moest ik drank hebben." "Ik vocht er niet meer tegen maar dronk mezelf letterlijk onder mijn bureau. Het was mijn lot. En ik wist perfect: drie flacons vodka op tien minuten. Geen vier want dan loopt het slecht af. Drie. En dan zakte ik in elkaar en wist van niets meer. Zo gebeurde het enkele keren per jaar. En 's anderendaags ging ik er vanuit dat ik er weer enkele weken vanaf was. Tegelijk vind je je werk niet meer leuk, je luistert niet meer naar de mensen, werkt op automatische piloot. In die tijd dronk ik ook soms tijdens de consultatie. Voor mij was dat nog wel in orde. Mijn vrouw dacht daar natuurlijk anders over. Dat is geëscaleerd en we verzeilden voor de rechtbank. ik kreeg nog één kans om mijn huwelijk te redden: me laten behandelen. Wat ik niet doorhad is dat ik ondertussen een 'papierke' had getekend. Daardoor beschikte ik niet langer over geld, alle geldzaken zaten bij mijn echtgenote. Tegelijk besefte ik wel dat ik niet alleen zou kunnen leven. Als ik mezelf onder mijn bureau drink, wie sleept me dan naar boven? Ik wist dus dat ik er vanaf moest geraken." "In 1994 zocht ik hulp bij een bevriende psychiater. Hij meende het goed maar zijn enige optie was helemaal niets meer drinken... Voor mij kon dat niet. Ik hield het enkele weken vol maar het lukte niet. In die tijd zag ik van 's morgens vroeg letterlijk pinten voor mijn ogen vliegen. En zweten en beven. Ik kon niet zonder alcohol. Een geneesmiddel is ook geen oplossing, enkel een substitutie. En je haalt allerlei truken uit om aan drank te geraken. Of je drinkt stiekem om je vrouw te misleiden. Een alcoholist is een gepatenteerde leugenaar. Overal verstopte ik flessen drank, nu nog zitten er onder het plafond. Het is een voortdurend gevecht. Tot je op een bepaald moment zegt dat het niet meer hoeft. Je geeft toe. Er volgde een tweede opname ¬ enkele jaren voordien was ik al eens gehospitaliseerd. Ik was thuis weg, er was die dreigende scheiding en ik kreeg het gevoel dat alles in het honderd liep. Dat bezorgde me nog veel meer stress. Ik had al alles geprobeerd: andere drank, geneesmiddelen enz. Toen ontdekte ik via enkele patiënten de AA. Dat ging enkele dagen goed. Ik ben zeven keer naar vergaderingen geweest. Tot ik na een vergadering hervallen ben. Dat had men natuurlijk snel door. Uiteindelijk bleef er nog maar één oplossing: de ontwenningskliniek van de broeders Alexianen in Tienen. Je moet daar wel rijp voor zijn maar ik was bereid alles te veranderen in mijn leven. En men stelde het ook duidelijk: ervan af geraken is je eigen keuze. Het moet niet maar als je kiest voor therapie is het doel niets meer drinken. Zelfs geen praline met alcohol. Nu niet en nooit niet." "In eerste instantie duurde mijn opname vier weken; de eerste twee weken met mijn hoofd tussen mijn benen. De 'craving' was gigantisch. Na negen weken was ik 'droog' én zag ik een lichtpuntje om in de toekomst geen alcohol meer te gebruiken. Toch was ik zeer bang om naar huis te rijden. Na enkele dagen begon ik terug te werken. Eerst met een wreed ei, wreed nerveus en 'in den duik' want de patiënten... Eigenlijk wisten ze het allemaal maar hebben ze er nauwelijks iets over gezegd. Als iemand al een opmerking maakte, was dat niet kwetsend bedoeld. Dat viel dus mee. Later maakte ik er ook geen geheim meer van. Sindsdien, en dat is nu 21 jaar geleden, heb ik geen drang meer gehad naar alcohol. Het was in één keer opgelost. Nu vraag ik me af hoe ik dat ooit heb kunnen doen? Al vrees ik wel te hervallen als ik iets zou drinken. Maar de zes jaren tussen 1994 en mijn opname in Tienen in 2000 waren een echte verschrikking. Dat wens ik mijn ergste vijand niet toe." "Achteraf heb ik mijn verhaal als zeer pijnlijk ervaren. Alcoholverslaving is een moeras, het is drijfzand. Je probeert er een voet uit te wurmen maar dan zit de andere voet vast. Je probeert altijd goed te doen maar alles loopt verkeerd af. Als arts zit je voorstelling van medicatie misschien ook fout. Aan het begin van een alcoholprobleem lost medicatie niet veel op. Integendeel, het is opletten dat je niet van verslaving switcht en gok- of seksverslaafd wordt. Verslaafden zoeken 'het randje' op. Het is altijd 'te': te veel of te weinig. Dat is nog altijd zo. Ik werk te veel of doe helemaal niets. Het is een vorm van perfectionisme, van controle. Het eerste jaar was ik wel nog dagelijks bezig met alcohol. Op een andere manier, met het gevoel dat je het niet meer nodig hebt. Nu stoort iemand die drinkt me niet meer. In het begin was dat wel moeilijk. Iedereen vraagt waarom je niet meedrinkt. En men maakt je ook altijd bang en benadrukt dat je therapie moet blijven volgen. Dat heb ik ook gedaan, ik ben nog zeven jaar naar de AA geweest. Maar mijn praktijk werd opnieuw drukker en ik ben ermee gestopt. Mijn therapie is nu dat ik op raadpleging af en toe patiënten zie met een alcoholprobleem. Dat is zinvol. Er is ook altijd alcohol in huis, de kelder zit zelfs nog vol. Ik heb er ook niets tegen dat gasten drinken. Het enige wat ik niet wil, is dat er 's nachts drank, een aangebroken fles, in de koelkast staat. Gewoon uit schrik dat ik slaapdronken de koelkast zou opentrekken en die fles zou pakken. Als we dus bezoek hebben, geef ik aangebroken flessen wijn of champagne mee. Heel wat mensen willen wel stoppen met drinken maar hun leven willen ze niet veranderen. Ze blijven naar feestjes en op restaurant gaan. Dat kan niet. Voor mezelf hebben raadplegingen op afspraak en een meer gereguleerde praktijk goed geholpen. Dat is structuur aanbrengen. Indertijd was mijn praktijk een heksenketel met vrije consultaties. Dat was niet te doen."