De meeste patiënten zijn online en diensten voor geneesmiddelenbewaking moeten dan ook aandacht schenken aan hun berichten over ongewenste bijwerkingen op internet en de sociale netwerken. Die nieuwe bron van informatie, die moeilijk af te lijnen is, vergt complexe analyselogaritmen en een wettelijk kader.
...
Hoe kunnen we de onderrapportering van ongewenste effecten van geneesmiddelen verhelpen? Naast de traditionele instrumenten voor geneesmiddelenbewaking gebaseerd op spontane meldingen, bieden internet en de sociale netwerken een alternatief ter aanvulling van de klassieke gegevens. Door die sociale netwerken te monitoren, kunnen zelden gerapporteerde bijwerkingen aan het licht komen die wel degelijk van belang zijn, of die onschadelijk lijken maar een impact kunnen hebben op de therapietrouw en de beleving van de patiënten. Denk maar aan informatie over het goede gebruik van geneesmiddelen, interacties, gebruik buiten de toegestane indicaties en opzettelijk verkeerd gebruik van geneesmiddelen, redenen voor het stopzetten van de behandeling,... Het systeem zou ook de medische hulpmiddelen en voedingssupplementen kunnen opvolgen - categorieën waarvoor er maar zelden meldingen worden gemaakt.Is zo'n monitoring van de sociale netwerken wel interessant? In 2016 lanceerde het Europese Geneesmiddelenagentschap (EMA) een reflectie daaromtrent met het Europese project IMI Web-RADR, of Innovative Medicines Initiative Web-Recognising Adverse Drug Reactions1. Dat evalueert het nut van twee digitale tools voor geneesmiddelenbewaking: mobiele apps waarmee ongewenste bijwerkingen gemeld kunnen worden, en de gegevens verzameld via de sociale netwerken. Het uiteindelijke doel van het project is om politieke, technische en ethische aanbevelingen te formuleren over de manier waarop zulke digitale tools ontwikkeld en ingezet kunnen worden om de veiligheid van de patiënten te verbeteren.Voor een aantal patiënten en zorgverstrekkers moeten de gegevens toegankelijk zijn en gemeld worden via gelijk welke weg, met inbegrip van mobiele apps, die tegelijk kunnen dienen om informatie over veilig geneesmiddelengebruik te verstrekken aan de gebruikers - communicatie in twee richtingen over de risico's dus. In april publiceerde Web-RADR aanbevelingen over het gebruik van mobiele apps voor geneesmiddelenbewaking.2In augustus volgden dan de aanbevelingen aangaande sociale netwerken.3 Over een periode van drie jaar zette het project IMI Web-RADR een Engelstalige collaboratieve werkomgeving op poten om de gegevens over een aantal geneesmiddelen die werden verzameld via de sociale netwerken te visualiseren en te analyseren. Ook werden nieuwe methodes voor het opsporen van tekst en gegevens voor de analyse van de sociale netwerken ontwikkeld en geëvalueerd.De resultaten tonen een beperkt nut aan van de sociale netwerken voor het opsporen of bevestigen van signalen aangaande de meeste bestudeerde geneesmiddelen. Om die reden raadt Web-RADR het gebruik van de algemene sociale netwerken, zoals Facebook en Twitter, niet aan voor een brede statistische analyse van de signalen. Wel kunnen ze een meerwaarde bieden in specifieke domeinen zoals toxicologie (misbruik en verkeerd gebruik) en zwangerschap. Mits grondiger onderzoek, met name naar betere erkenningsalgoritmen van de ongewenste bijwerkingen, zou het gebruik en het nut van de sociale netwerken mettertijd uitgebreid kunnen worden, luidt het.Voor de auteurs is het sowieso belangrijk dat er een wettelijk kader komt voor het gebruik van de sociale netwerken voor geneesmiddelenbewaking - de opsporing en melding van vermoede ongewenste bijwerkingen is immers primordiaal voor de bewaking van de onschadelijkheid en doeltreffendheid van geneesmiddelen.De miljoenen internetberichten over honderden medicamenten vormen uiteraard een opportuniteit voor de diensten geneesmiddelenbewaking en de farmaindustrie. Ze vergen evenwel ook complexe analysealgoritmen, wat dan weer de nodige financiële middelen vereist.De voordelen die naar voor komen in studies over het thema: het volume van de gegevens, de onmiddellijke beschikbaarheid, de reactiviteit en de mogelijkheid om de kennis over ongewenste bijwerkingen en hun frequentie te verfijnen.Er rijzen ook problemen: de betrouwbaarheid en de nauwkeurigheid van de berichten (niet-medisch taalgebruik, geen info over leeftijd of geslacht bijvoorbeeld), de onmogelijkheid om bijkomende gegevens op te vragen aan patiënten en artsen...De kwaliteit van de gerapporteerde signalen is dus wat ze is, maar daar tegenover staat de kwantiteit, die wel degelijk van nut kan zijn, alleen al maar doordat bepaalde bijwerkingen aan het licht komen. Om van de sociale netwerken dan maar meteen een alarmsysteem te maken om een onderzoek inzake geneesmiddelenbewaking in gang te zetten - zoals sommigen hopen - is momenteel een stap te ver: voor velen is het een bijkomende tool die niet geïsoleerd ingezet kan worden.