RNA van het SARS-CoV2 kan in feces van patiënten worden aangetoond. Of het om infecterende virussen gaat, is niet duidelijk. Maar hygiëne op het toilet wordt beschouwd als een extra aandachtspunt.
...
In Gastroenterology staan twee gevalsbeschrijvingen ad hoc te lezen. Viraal RNA werd aangetoond vroeg in de infectie en na het verdwijnen van de respiratoire klachten. Dit is niet totaal onverwacht: ook het virus van SARS en dat van MERS komen in de stoelgang terecht. ACE2-receptoren zijn immers niet alleen dicht bezaaid in de luchtwegen, maar ook in het maagdarmstelsel.Naarmate de ervaring met COVID-19 toenam, begon men te merken dat de respiratoire klachten bij sommige patiënten worden voorafgegaan door milde digestieve hinder, met diarree, nausea, braken en buikpijn. Oorspronkelijk ging men ervan uit dat digestieve klachten voorkomen bij zowat 10% van de geïnfecteerde patiënten. Maar het vermoeden bestaat dat sommige patiënten alleen digestieve klachten hebben, waardoor ze niet in de statistiek werden opgenomen.In een studie die momenteel alleen in draft op het internet beschikbaar is (Gu et al.), werden lichaamsvochten onderzocht van 73 Chinese patiënten die waren gehospitaliseerd met COVID-19. Van hen hadden er 39 viraal RNA in de stoelgang, goed voor 53%. Zeventien (23%) bleven RNA in de stoelgang uitscheiden toen de respiratoire symptomen geweken waren. Eén patiënt kreeg een colonoscopie. In de biopten werden virale eiwitten aangetoond. Aan de hand van deze gegevens stellen experts dat digestieve klachten bij personen zonder respiratoire klachten moeten worden beschouwd als een criterium voor diagnostische waakzaamheid, met eventueel de geldende maatregelen rond diagnose en afzondering. Er wordt ook gepleit voor een bacteriocide reinigen van de wc-pot hoewel al eerder uit onderzoek in een ziekenhuis in Singapore bleek dat een routinematige schoonmaakbeurt alle sporen van viraal RNA op het toilet uitwist. Een Duitse studie (Wölfel et al.) - ook nog in draft - heeft gekeken naar lichaamsvochten van negen patiënten met COVID-19. De onderzoekers vonden geen viraal RNA in bloed of urine, maar wel in feces. Ze slaagden er echter niet daarmee een virale kweek op te zetten, waaruit ze concluderen dat feces waarschijnlijk geen besmettingsbron is. Belangrijk is ook dat er geen viraal RNA in keeluitstrijkjes of speeksel meer gevonden werd na de tiende dag. De patiënten waren van jonge of middelbare leeftijd en hadden geen onderliggende aandoeningen.