...

In een eerste fase zouden die als IT-verantwoordelijke voor het goed beheer en functioneren van de technische infrastructuur zorgen, in een latere fase nemen ze een meer zelfstandige administratief belastende rol op zich zodat de apotheker zich enkel met de farmaceutische zorg moet bezighouden. Voor de uitbraak van de Covid-19-pandemie was er wereldwijd geen sprake van telegeneeskunde op grote schaal. In sommige landen, zoals de Verenigde Staten, kon dit onder bepaalde voorwaarden (van terugbetaling), terwijl in ons land de artsensyndicaten tot voor kort op de rem duwden voor de uitrol van een teleconsultatie. Covid-19 heeft dat veranderd in de uithoeken van de hele wereld, en meteen uitgebreid naar andere zorgverstrekkers zoals apothekers en psychologen/psychiaters. Voor docent Stephanie Gernant en student Erin Casey uit Connecticut is er geen twijfel dat ook de apothekers in de toekomst vaker gebruik zullen kunnen maken van de mogelijkheden die telegeneeskunde voor hun beroep bieden. Wetenschappelijke studies hebben de positieve impact ervan reeds aangetoond. Maar ze vragen zich in hun opiniestuk vooral af hoe en welke rol de apotheker in het virtuele telegeneeskundig zorgteam van de apotheek kan opnemen. Moet de apotheker al het telegeneeskundige werk en alles wat daar bij hoort, voor zijn/haar rekening nemen? Hun antwoord is volmondig neen. Bij telegeneeskunde komt in de eerste plaats een technisch aspect om de hoek kijken. Om efficiënt te werken, is een performant videosysteem nodig, gekoppeld aan apotheek- en andere software. Naar analogie met het werken met elektronische medische patiëntendossiers, mag de techniciteit van de telegeneeskunde niet leiden tot een ontevreden gevoel en burn-out bij de apotheker zelf. Bij artsen zorgt én de techniciteit, en het uitgebreide werk door die elektronische dossiers voor een verhoogd risico van burn-out. Gernant en Casey pleiten er daarom voor om het administratieve en technische gedeelte van bijvoorbeeld een teleconsultatie door de farmaceutisch-technisch assistent te laten afhandelen, en de farmaceutische zorg voor te behouden aan de apotheker zelf. De focus van de apotheker moet op die farmaceutische zorg liggen en niet op de andere aspecten rond telegeneeskunde, klinkt het. "Farmaceutisch-technische assistenten worden dan ook technologiemanagers, of hybride farmaceutisch-telegeneeskundige assistenten". Verder kunnen die assistenten ook bijdragen om de tevredenheid van die farmaceutische zorg door de apotheker te verhogen. Door ze in te schakelen in die telegeneeskunde kunnen ze eveneens hun kennis verbeteren en ingezet worden voor andere taken, denk maar aan thuislevering. Tot slot geven de auteurs toe dat het nog vroeg dag is om hiermee van start te gaan, maar ze roepen toch op om deze denkpiste verder te onderzoeken, want ook na deze pandemie zal telegeneeskunde aan belang winnen.