Een groep van het INSERM heeft 1240 Fransen van 78 tot 88 jaar die hadden deelgenomen aan de PAQUID-studie, ingedeeld in twee groepen: bejaarden die waren geboren tussen 1903 en 1912, en bejaarden die waren geboren tussen 1913 en 1922.
In beide groepen hebben de auteurs de resultaten geanalyseerd van een follow-up van 12 jaar. De cognitieve functies werden om de twee, drie jaar gemeten met vier tests: algemeen cognitief functioneren, verbale vlotheid (vermogen om snel relevante informatie te geven), werkgeheugen (onderhoud en verwerking van informatie op korte termijn), de uitvoerende functies en de snelheid van informatieverwerking. Hun autonomie werd geraamd met een extra test.
Het gemiddelde scholingsniveau was hoger in de tweede groep (31,4% van de bejaarden van de eerste groep had geen diploma tegen 18,2% van de bejaarden van de tweede generatie). De scores op de vier cognitieve tests bij inclusie in de studie waren hoger in de tweede groep dan in de eerste groep. Bij statistische analyse kon dat verschil grotendeels worden toegeschreven aan het hogere scholingsniveau (behalve wat het werkgeheugen betreft). Het niveau van autonomie bij inclusie in de studie was vergelijkbaar in de twee groepen, maar was toch meer gevrijwaard in de tweede groep. De vorsers schrijven dat toe aan de evolutie tussen de twee generaties van de aard van de taken die het begrip "autonomie" inhoudt.
Het optreden van een dementie uitstellen is belangrijk, ook al omdat de cognitieve functies bij een bestaande dementie even snel aftakelden in beide groepen.
(referentie: American Journal of Epidemiology, 11 juni 2018, doi: 10.1093/aje/kwy118)